Wanneer ik naar de data kijk is er niet veel met deze patiënt aan de hand. Wanneer ik in zijn bed kijk, zie ik een doodzieke patiënt.’ Aan het woord is een bevriende arts. De patiënt heeft prostaatkanker. Voor kanker zijn er allerlei relevante gegevens beschikbaar en nodig. Bloedwaarden, leverwaarden, ijzerwaarden, het ‘Prostate Specific Antigen (PSA)’ als een indicatie voor prostaatkanker en wat dies meer zij. Deze data zijn van belang en nodig om patiënten te diagnosticeren en te monitoren. Deze data moeten het oordeel en besluit van de arts en de patiënt helpen en hen niet in de weg zitten. Nu zal het de patiënt niet snel overkomen dat ze zegt: ik voel me goed, want de data zeggen dat ik me goed voel. De arts loopt dit risico wel.
We willen evidence based werken, maar doen dat niet altijd. Ik zag onlangs de lezing ‘Evidence Beest’ bij het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde van Yvo Smulders, hoogleraar interne geneeskunde aan het VUMC:
Veel van wat we doen in de zorg, zo zegt Smulders, is niet wetenschappelijk onderbouwd (Dit hoeft natuurlijk ook niet altijd. Denk aan het handen wassen na het plassen. Dit doen we gewoon) en als het onderbouwd is, is dit niet altijd herhaalbaar. Wat opviel is dat we evidence based werken hebben herleid tot het louter werken met wetenschappelijk bewijs (epidemiologisch en fysiologisch). Terwijl de grondlegger van de ‘evidence based medicine’, David Sackett, het anders gedefiniëerd heeft: ‘evidence based medicine encompasses the integration of clinical expertise with the best available external evidence, alongside with patient preference.’ Clinical expertise wordt als eerste genoemd. De arts kijkt naar de patiënt, hoort haar verhaal en trekt, mede op basis van wetenschappelijk bewijs, een conclusie en stelt de diagnose.
Regels en protocollen overheersen in de gezondheidszorg (en natuurlijk niet alleen in de gezondheidszorg) en leiden ertoe dat er niet, of te weinig, nagedacht wordt. We weten allemaal dat dit zo is en toch doen we het bijna allemaal. We veronachtzamen ons gezonde verstand en ervaring bij het gebruik van data en extra informatie. Het aardige is dat Smulders ook gehakt maakt van het argument dat dit gebeurt omdat we bang zijn voor rechtszaken. Slechts 4 procent van de fouten in het werk van de zorg is te herleiden tot kennistekort (waar evidence based medicine bij kan helpen). De resterende 96% hebben te maken met klinisch redeneren, miscommunicatie, desinteresse en gebrek aan commitment. Dat klinkt geruststellend voor de clinici die bang zijn voor de rechter gesleept te worden. Het is niet altijd geruststellend voor patiënten.
Patiënten kunnen de dupe van deze toepassing van evidence based medicine zijn. Ik ben een groot voorstander van echte evidence based medicine. Ik geloof heilig in een combinatie van wetenschap met de klinische expertise van de arts en de ervaring van de patiënt. Wij zijn de dupe, omdat de introductie van nieuwe behandelmethode en daarmee ook het handhaven van oude en nutteloze methoden, is gebaseerd op data die, zoals we zagen, maar moeizaam is te verkrijgen, of niet altijd herhaalbaar is en waarbij we gestopt zijn met nadenken. Wanneer we goed luisteren naar patiënten en artsen en dit combineren met goede data (die is er en kan met de juiste analyses waardevol zijn of worden gemaakt) kunnen er heel wat behandelingen overboord gegooid worden (kostenbesparing) en nieuwe behandelingen geïntroduceerd worden (betere kwaliteit van leven).
De bevriende arts had het goed in de gaten en ging over op behandelen. Evidence based.
Peter Kapitein, Inspire2Live