‘Ik zou het heel graag willen, maar ik kan het niet’. Hoe vaak horen we dat niet? We weten ook dat het soms andersom is en er bedoeld wordt: ‘Ik zou het wel kunnen, maar ik wil het niet’. De verwarring ontstaat als het gaat om het helpen van mensen. Helpen is wat we doen bij de zorg voor kankerpatiënten. En in de kankerzorg willen zorgverleners helpen. Echter, sommigen kunnen het niet. De wil is er wel, maar de mogelijkheid tot het doen niet.
Kankerzorg is een traject dat zich uitstrekt van het vermoeden van kanker (veelal bij de huisarts) via een snelle diagnose, naar een kort hierop volgende behandeling en een uitstekende nazorg. Het succes en de kwaliteit is sterk afhankelijk van een aantal zaken. Het begint met de diagnose. Hier zijn het in beeld brengen van de kanker (Imaging) en het vaststellen van de veranderingen in het DNA (Sequencing) van groot belang. Modern, complex en bepalend voor de behandeling. Zo kunnen we hiermee goed en snel bepalen bij wie chemotherapie werkt en bij wie niet (meer dan de helft). Zo kunnen we vaststellen bij wie we helemaal geen chemotherapie behoeven te geven en wie aan een operatie en/of bestraling genoeg heeft. Behandelen doe je met de nieuwste apparatuur voor opereren (bijvoorbeeld ‘opereren zonder snijden’) en uiterst complexe apparatuur voor bestralen. Bij opereren heb je veelal beeldtechnieken nodig om precies te weten waar je moet snijden. Beelden worden gemaakt met MRI (we moeten nu echt eens stoppen met CT) en steeds vaker met de modernere PET/MRI.
Om dit allemaal te kunnen heb je, naast dure apparaten, goed opgeleide specialisten nodig die in teams werken. En deze teams moeten dat veel doen. Oefening baart kunst. Een oude wijsheid die op vele wijze geïnterpreteerd wordt. Zo zeggen we in Nederland dat je voldoende ervaring krijgt van 50 borstkankeroperaties per jaar in 1 ziekenhuis, vindt KWF Kankerbestrijding dat dit er 150 zouden moeten zijn en denkt het Antonie van Leeuwenhoek ziekenhuis dat dit er 300 moeten zijn. En zouden dit er natuurlijk 300 per chirurg moeten zijn.
De achterhoedegevechten van enkele zorgverleners tegen concentratie van de kankerzorg zijn gelukkig beperkt. De weerstand is er, maar gering en komt natuurlijk omdat iedereen wel weet dat concentratie moet, kan en gaat gebeuren. De kinderen leren het ons. Wat de kanjers van de kinderziekenhuizen hebben gedaan, samen met de patiënten (De Vereniging van Ouders met Kinderen met Kanker), verdient navolging. Alle kinderen met kanker worden vanaf 2016 behandeld in Utrecht.
Concentratie van behandeling leidt tot concentratie van kennis en daardoor betere behandeling en nog betere overleving. Deze nieuwe en betere behandelingen worden ook veel sneller doorgevoerd wanneer we minder kankerbehandelcentra hebben in Nederland. 20 van deze centra is meer dan genoeg. De anderen moeten echt stoppen met kankerbehandelingen. Wat we bij kinderen kunnen, gaan we ook bij volwassenen doen. De kankersterfte in Nederland kan met grote stappen omlaag als we gewoon doen wat we al doen en waar we goed in zijn. Alleen nu voor alle patiënten in Nederland. Van groot belang is dat deze discussie nu eens gevoerd wordt door en met patiënten. Ik zie te veel artsen, onderzoekers en vertegenwoordigers van industrieën discussies voeren over onderwerpen waarvan je gewoon aan de patiënt kunt vragen: ‘Wat vind jij er nu van en wat wil jij?’ Alleen wanneer patiënten voorop staan en samenwerken met artsen en onderzoekers gaan we dit probleem oplossen. En we gaan het oplossen. Immers: ‘Je wilt me niet alleen helpen, je kunt het ook’.